Het opvangen van urine bij de hond gaat het makkelijkst met een laag bakje of een soeplepel. Als het mogelijk is houdt u deze pas onder de hond als deze al bezig is met plassen. Zo zal vuil uit de vagina of voorhuid al weggespoeld zijn. Met name bij hele kleine/lage hondjes is het opvangen lastig. Als het niet lukt en het is een reu kunt u eventueel een afspraak maken zodat een assistente het met een plasbuiskatheter uit de blaas kan halen, bij een teef lukt dit niet.
Een andere mogelijkheid is om een afspraak te maken voor een blaasecho s ’morgens vroeg (niet uitlaten). Dan kijken we met een echo in de blaas en kunnen dan ook zien of die er normaal uit ziet, of dat er blaasstenen aanwezig zijn en we kunnen met een naald urine uit de blaas aanprikken. Dit onderzoek is ook nodig als onderzoek van opgevangen urine niet genoeg informatie geeft of als klachten niet goed over gaan. Ook voor het zoeken naar bacteriën is dit de meest betrouwbare methode.
De urine kunt u het best zo vers mogelijk naar de praktijk brengen, als dat niet meteen kan, bewaar het dan in de koelkast.
Na 6 uur bewaren kunnen er spontaan blaasgruiskristallen in de urine ontstaan. Als we deze kristallen zien en de urine is ouder dan 6 uur weten we dus niet of deze kristallen in de blaas al aanwezig waren, of dat ze spontaan in het potje zijn ontstaan. Bij raar plasgedrag en controle van blaasgruisproblemen is dit een probleem en kan het zijn dat we nieuwe urine nodig hebben voor onderzoek. Blaasgruis is een mogelijke oorzaak van raar plasgedrag, maar komt veel minder vaak voor bij de hond dan bij de kat.
Als we geen kristallen vinden in oudere urine dan hebben we natuurlijk wel wat aan deze uitslag. Ontstekingscellen veranderen niet door bewaren van urine.